In Nederland heeft een huurder recht op huurbescherming. Huurbescherming houdt in dat een verhuurder de huurder niet zomaar op straat kan zetten. Hiermee worden huurders beschermd tegen het opzeggen van de huur door de verhuurder. Een verhuurder kan niet tegen de zin van de huurder een huurcontract opzeggen. Sterker nog: de verhuurder moet de huurder in zijn opzeggingsbrief vragen of hij ermee akkoord gaat dat het huurcontract wordt beëindigd. Als de huurder niet instemt, loopt het huurcontract gewoon door. De verhuurder moet dan aan de rechter vragen om het huurcontract te beëindigen. Dat laatste is niet eenvoudig. De rechter zal de opzegging toetsen en bekijken of de huurovereenkomst daadwerkelijk is beëindigd. Dit is de kern van de huurbescherming.
Wel huurbescherming
Een huurder heeft bij een huurcontract voor onbepaalde tijd vrijwel altijd huurbescherming en soms ook bij een huurcontract voor bepaalde tijd, zeker als dat tijdelijke contract is verlengd. Huurbescherming heeft een huurder van de volgende woonruimten:
- een eengezinswoning;
- een appartement;
- een kamer (bijvoorbeeld in een studentenhuis);
- een woonwagen op een vaste plek (niet op een vakantiepark);
- een standplaats voor een woonwagen (niet op een vakantiepark).
Geen huurbescherming
Een huurder heeft in beginsel geen recht op huurbescherming:
- bij een tijdelijk huurcontract op grond van de Wet doorstroming huurmarkt (na afloop van de afgesproken termijn);
- bij verhuur krachtens de Leegstandwet;
- bij een huurovereenkomst ‘naar zijn aard van korte duur’ (bijvoorbeeld een vakantiehuisje);
- bij een hospitacontract (alleen tijdens de eerste negen maanden geen huurbescherming, daarna wel);
- bij een winkelwoning (voor die woning gelden de regels voor huur van bedrijfsruimte);
- bij een dienstwoning;
- bij een contract waar de zorg overheerst (bijvoorbeeld een verzorgingshuis);
- bij de verhuur van een ligplaats voor een woonboot [1].
Huurbescherming voor onderhuurder
Een onderhuurder huurt van iemand die zelf huurder is. Een onderhuurder van zelfstandige woonruimte heeft recht op (onder)huurbescherming. Zijn verhuurder (de huurder die onderverhuurt) moet zich aan de regels voor verhuurders van woningen houden. Als het huurcontract tussen de onderverhuurder (de eigenlijke huurder) en de hoofdverhuurder/eigenaar eindigt, wordt de onderhuurder automatisch de hoofdhuurder van de woning. De hoofdverhuurder/eigenaar zet het (onder)huurcontract dan als verhuurder voort.
Als iemand een kamer huurt van iemand die een woning huurt en ook in die woning woont (hospitaverhuur), dan heeft de onderhuurder geen huurbescherming als de huur van die woning eindigt. Als de kamerverhuurder (de huurder van de woning) de woning verlaat, moet de onderhuurder ook zijn woonruimte (kamer) verlaten.
Wilt u meer informatie over huurbescherming? Neem dan contact op met Maudy Vermin of een van onze andere huurrechtspecialisten.
[1] Een huurder van een ligplaats voor een woonboot heeft nu geen huurbescherming. Er is een wetsvoorstel dat aan huurders van ligplaatsen voor woonboten een gelijkwaardige huurbescherming biedt als aan huurders van woningen op de wal. Dit wetsvoorstel ligt voor behandeling bij de Tweede Kamer.