Medehuur samenwoners

Geplaatst op: 23-03-2021.

Degene die met een huurder van een woning is gehuwd (of een geregistreerd partnerschap heeft) is van rechtswege medehuurder, indien en zolang hij in de huurwoning zijn hoofdverblijf heeft. In een samenlevingssituatie waarin geen sprake is van een huwelijk of geregistreerd partnerschap kan de samenwoner ook het medehuurderschap verwerven, maar dan moet hij daartoe samen met de huurder een officieel verzoek indienen bij de verhuurder. Zij zullen dan moeten kunnen aantonen, dat zij beiden in de huurwoning hun hoofdverblijf hebben en dat tussen hen een duurzame gemeenschappelijke huishouding bestaat die tenminste 2 jaar heeft geduurd. Het is aan huurder en aspirant-medehuurder om hiervoor voldoende bewijzen aan te dragen.

Duurzame gemeenschappelijke huishouding

De duurzame gemeenschappelijke huishouding is niet beperkt tot personen die een affectieve relatie hebben. Ook familieleden, vrienden en verzorgers kunnen volgens de jurisprudentie een dergelijke gemeenschappelijke huishouding hebben. Van belang is wel dat de gemeenschappelijke huishouding duurzaam is. Huurder en aspirant-medehuurder moeten de intentie hebben langdurig bij elkaar te blijven. Aan alles kan natuurlijk een einde komen, maar de bedoeling van de samenlevers moet anders zijn. Het is soms een hele toer om deze intentie van de samenlevers te achterhalen. Dat is begrijpelijk omdat de gedachten van de samenlevers nu eenmaal voor buitenstaanders niet kenbaar zijn. Om de intentie van duurzame samenleving toch aannemelijk te kunnen maken zal gebruik moeten worden gemaakt van objectieve factoren (zoals de duur van de samenwoning) en verder door alle overige omstandigheden van het geval. In de rechtspraak wordt van belang geacht welke bedoelingen partijen voor de toekomst hebben (of hadden), in welke mate die zijn gerealiseerd en welke onderlinge uitwisseling plaatsvond, zoals gezamenlijke aankopen, verrekening van uitgaven, onderlinge zorg en/of sociaal verkeer.

Ouder-kindrelatie

De duur van de samenwoning is weliswaar niet alles bepalend, maar wel een belangrijk meetpunt. De minimumtermijn bedraagt 2 jaar, maar naarmate deze termijn langer is geweest wordt dit feit steeds veelzeggender. Als de samenwoning echter geen perspectieven op lange termijn had, zal het nooit duurzaam kunnen worden genoemd. Iemand die bij een terminaal zieke huurder gaat inwonen om deze in zijn laatste levensdagen te verzorgen, zal niet of nauwelijks aannemelijk kunnen maken dat de samenwoning duurzaam was. Dit geldt in het bijzonder ook voor de gemeenschappelijke huishouding van ouders met hun kinderen. Gebruikelijk is dat kinderen het nest verlaten en uitvliegen. Toch kunnen zich dermate bijzondere omstandigheden voordoen dat moet worden aangenomen dat er – in afwijking van hetgeen gebruikelijk is – tussen ouder en kind een duurzame gemeenschappelijke huishouding moet worden aangenomen.

Indicatoren duurzame ouder-kindrelatie

Iedere samenlevingssituatie tussen ouder en kind kent natuurlijk zijn eigen invulling en bijzonderheden. Dit betekent dan ook dat op voorhand eigenlijk nooit precies valt te zeggen welke omstandigheden nu wel of niet belangrijk zijn om te kunnen bepalen of de gemeenschappelijke huishouding een duurzaam karakter had. Aan de hand van de jurisprudentie kunnen de volgende indicatoren worden genoemd:

  • de leeftijd van het kind (vanaf ongeveer 30 jaar)
  • bewoont het kind een eigen wooneenheid (inclusief douche, keuken en woonkamer) of worden de voorzieningen van de gehuurde woning gezamenlijk gedeeld
  • de taak- en kostenverdeling binnen het huishouden
  • is er sprake van een verzorgingselement
  • hoeveel tijd wordt er gezamenlijk doorgebracht
  • de duur van de samenleving

De opsomming is niet limitatief. Tussen de verschillende elementen bestaat ook geen rangorde in die zin, dat het ene element duidelijk veel belangrijker is dan het andere element. Ook de leeftijdsindicatie is niet in beton gegoten. Alle omstandigheden dienen in onderling verband te worden bezien en gewogen.

De wetgeving waarop het medehuurderschap van de samenwoner is gebaseerd bestaat al tientallen jaren. Toch worden er nog ieder jaar veel rechtszaken gevoerd over dit onderwerp. Kennelijk blijft het lastig om te bepalen of iemand nu wel of niet terecht aanspraak maakt op het medehuurderschap. Gelet op het feit dat geen enkele samenlevingssituatie hetzelfde is en in beginsel alle omstandigheden van het geval een rol van betekenis kunnen spelen, is dit ook wel begrijpelijk.

Mocht u behoefte hebben om met ons te sparren over een bepaalde zaak, dan kunt u contact opnemen met René Boekhoff of een van onze andere huurrechtspecialisten.