Als de huurder overlijdt, dan wil een meerderjarig kind dat het nest niet heeft verlaten nog wel eens de huur van een woning voortzetten.
Voortzetting huur onwenselijk
Voor verhuurders is het vaak onwenselijk dat een ander de huurovereenkomst voortzet. De verhuurder heeft deze huurder immers niet zelf gekozen. Ook wordt de huurovereenkomst voortgezet met een nieuwe huurder, maar tegen de oude huurprijs. Voor woningcorporaties geldt bovendien dat het toewijzingssysteem hiermee wordt doorkruist. Omdat sociale huurwoningen schaars zijn, hebben corporaties en gemeenten vaak (regionale) afspraken gemaakt om deze woningen zo eerlijk mogelijk te verdelen. Van deze regels kan een corporatie niet zomaar afwijken, ook al om precedentwerking te voorkomen. Als een woningcorporatie klakkeloos toestaat dat een kind het huurcontract van zijn ouder voortzet, dan worden andere woningzoekenden – die vaak jarenlang op de wachtlijst staan – daar het slachtoffer van. Dat is onwenselijk.
Verzoek bij verhuurder
De gevolgen van voortzetting van de huur door een kind zijn dus groot. Verhuurders denken regelmatig – ten onrechte – dat een kind de huur mag voortzetten na het overlijden zijn ouder, zeker als het kind er al jaren woont, de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt of mantelzorger is geweest. Met het juiste juridische advies is echter vaak te voorkomen dat de huur kan worden voortgezet.
Wanneer de verhuurder het verzoek van de achterblijver weigert, kan de achterblijver nog één stap zetten en dat is die naar de kantonrechter.
Procedure bij kantonrechter
Regelmatig staan wij verhuurders bij in rechtszaken die kinderen (of andere achterblijvers) starten, omdat zij de huur willen voortzetten. Dit moet de achterblijver doen binnen zes maanden na het overlijden van de huurder. De verhuurder is niet verplicht om de achterblijver op deze (fatale) termijn te wijzen.
Op grond van de wet heeft een kind (of andere achterblijver) slechts kans op voortzetting als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
- het kind heeft zijn hoofdverblijf in de woning;
- het kind voerde met zijn ouder een ‘duurzame gemeenschappelijke huishouding’;
- het kind biedt voldoende financiële waarborg om de woning te kunnen betalen;
- er is een huisvestingsvergunning aanwezig, indien de wet dit vereist.
In de praktijk strandt een vordering van het kind meestal op de eis van ‘duurzame gemeenschappelijke huishouding’. Uit de rechtspraak volgt namelijk dat alleen onder bijzondere omstandigheden sprake kan zijn een duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen ouder en kind. Dat hiervan niet snel sprake is blijkt uit twee vonnissen in rechtszaken die wij onlangs voor woningcorporaties voerden.
Conclusie
Als verhuurder hoeft u dus niet snel toe te geven aan een verzoek om voortzetting van de huur door een kind na overlijden van de huurder. Met het juiste juridische advies bent u als verhuurder zeker niet kansloos.
Voor meer informatie over voortzetting van de huur na overlijden van de huurder, kunt u contact opnemen met Maudy Vermin of een van onze andere huurrechtspecialisten.
Rechtbank Midden-Nederland d.d. 11 december 2019: link
Rechtbank Oost-Brabant d.d. 28 juni 2018: link