Met regelmaat krijg ik in mijn praktijk vragen over wanneer een gemeente handhavend moet optreden. Een buurman ziet bijvoorbeeld dat zijn buurvrouw in strijd met een wettelijk voorschrift een bouwwerk heeft geplaatst of dat zij haar woning in strijd met de bestemming ‘wonen’ gebruikt nu zij in de woning een winkel heeft. In dit soort gevallen kan ik namens de buurman een officieel handhavingsverzoek bij de gemeente indienen. Maar is de gemeente dan verplicht om handhavend op te treden of zijn er ook situaties waarin de gemeente niet handhavend hoeft op te treden?
Beginselplicht tot handhaving
In beginsel zal de gemeente handhavend moeten optreden tegen een (rechts)persoon die een wettelijk voorschrift overtreedt. Het algemeen belang vereist dit. De beginselplicht tot handhaving brengt niet met zich mee dat een gemeente ook altijd direct na het ontdekken van de overtreding een bestuurlijke sanctie moet opleggen. De gemeente kan in bepaalde gevallen de overtreder eerst waarschuwen en de gelegenheid bieden om de overtreding te beëindigen voordat een handhavingsbesluit wordt genomen.
Uitzonderingen op de beginselplicht tot handhaving
Slechts onder bijzondere omstandigheden mag de gemeente afzien van de plicht om handhavend jegens de overtreder op te treden. Allereerst is dit het geval als er concreet zicht op legalisatie bestaat. De vraag of sprake is van concreet zicht op legalisatie is niet altijd eenvoudig te beantwoorden. Ten tweede kan handhavend optreden zo onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Er moet sprake zijn van hele bijzondere omstandigheden wil van handhaving af worden gezien. In de rechtspraak zijn de voorbeelden hiervan dan ook schaars. Dit geldt zeker voor gevallen waarin is geoordeeld dat de overtreding van ‘geringe aard en omvang’ is. Een voorbeeld van een dergelijke situatie is te vinden in een recente uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:574).
Overtreding van geringe aard en omvang
Een buurman had een verzoek ingediend bij de gemeente om handhavend op te treden tegen de schutting van zijn buren die voor de voorgevelrooilijn was geplaatst met een hoogte van meer dan de maximaal toegestane hoogte van 1 meter. Het college wees het handhavingsverzoek van de buurman af omdat een aanzienlijk deel van de schutting voldeed aan de vereisten van vergunningsvrij bouwen. Een klein schuinoplopend gedeelte die niet aan deze vereisten voldeed, leverde volgens het college geen of weinig hinder op voor de buren. De afdeling bestuursrechtspraak is het eens met het college. Daarbij heeft het college volgens afdeling bestuursrechtspraak in aanmerking mogen nemen dat:
- over een lengte van ongeveer 4 meter schuttingspanelen zijn geplaatst die ongeveer 4 cm hoger zijn dan de 1 meter hoogte die maximaal is toegestaan, wat met het blote oog nauwelijks waarneembaar is; en
- over een lengte van ongeveer 0,55 meter schuttingspanelen zijn geplaatst die vanaf 4 cm oplopend tot 30 cm hoger zijn dan de 1 meter hoogte die maximaal is toegestaan.
Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat de belangen van de buurman en derden door de aanwezigheid van deze in geringe mate hogere schutting onevenredig worden geschaad. Ook veroorzaakt de aanwezige schutting in algemene zin geen overlast en bestaat geen aanknopingspunt voor het oordeel dat deze in geringe mate hogere schutting een ongewenst precedent zal scheppen. Het college hoefde aldus niet handhavend op te treden en de schutting mocht in zijn huidige omvang blijven staan.
Conclusie
In beginsel moet de gemeente dus handhavend optreden tegen een geconstateerde overtreding van een wettelijk voorschrift tenzij de hiervoor genoemde uitzonderingen van toepassing zijn.
Wilt u meer informatie over handhaving of wilt u een handhavingsverzoek laten indienen bij de gemeente dan kunt u contact met mij opnemen.
Gabriëlle Steenbakkers, advocaat omgevingsrecht
(g.steenbakkers@bresadvocaten.nl of 035 601 59 07)