Woonfraude
In onze nieuwsitems hebben wij in het verleden al aandacht geschonken aan de strijd die woningcorporaties voeren tegen allerlei vormen van woonfraude. Met name waar het gaat om onderhuur of situaties waarin het vermoeden bestaat dat de huurder niet zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde, laat de praktijk zien dat het lastig is om voldoende bewijs te vergaren. Soms wordt dan een onderzoeksbureau ingeschakeld om het bewijs ‘rond te krijgen’.
Onderzoeksbureau
Het onderzoeksbureau zal in het kader van het onderzoek misschien gebruik maken van cameratoezicht of de desbetreffende huurder heimelijk volgen en op die manier de privacyrechten van de huurder schenden. De onderzoeksresultaten zullen vervolgens in de gerechtelijke procedure als bewijs worden ingebracht dat de huurder tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen. De huurder zal zich verweren met de stelling dat de resultaten van het onderzoek op onrechtmatige wijze zijn verkregen en daarom niet mogen dienen als rechtsgeldig bewijs en dus buiten beschouwing moeten worden gelaten. Hoe zal de rechter oordelen?
Bewijsuitsluiting of niet?
Een eenvoudig antwoord is er eigenlijk niet. Toch zijn er uitspraken van rechters die voor woningcorporaties hoopvol zijn. In dit verband kan worden gewezen op de uitspraken van de rechtbank Amsterdam (1) en de rechtbank Gelderland (2). Hoewel niet in precies gelijke bewoordingen geven zij aan dat in een civiele procedure niet de algemene regel geldt dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht moet komen, alsmede het belang dat partijen erbij hebben om hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Alleen als sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd. Deze uitspraken zijn geheel in lijn met een arrest van de Hoge Raad uit 2014 (3).
Conclusie
De strijd tegen woonfraude is niet gemakkelijk en vergt veel tijd, kosten en inzet. Waar het lastig is om bewijs te verzamelen kan het inschakelen van een onderzoeksbureau uitkomst bieden. Uiteraard zijn er grenzen. Het is niet altijd duidelijk welke bijkomende omstandigheden voldoende zijn om het bewijsmateriaal inderdaad buiten beschouwing te laten. Toch lijkt het eerder uitzondering te (moeten) zijn dat de rechter het bewijs buiten beschouwing laat.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met René Boekhoff of een van onze andere huurrechtspecialisten.
- Rechtbank Amsterdam 4 oktober 2016:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2016:9117
- Rechtbank Gelderland 6 mei 2020:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2020:2482
- Hoge Raad 18 april 2014:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2014:942