Woonfraude en bewijs

Geplaatst op: 16-10-2019.

Bewijsbeding

In onze vorige nieuwsbrief hadden we het over de bestrijding van woonfraude. Een belangrijk en actueel onderwerp voor woningcorporaties. Waar het gaat om het niet-bewonen van een woning is het noodzakelijk juridisch bewijs vaak zeer lastig boven water te halen. In veel algemene huurvoorwaarden hebben woningcorporaties dan ook een beding opgenomen dat de bewijslast ten aanzien van het hoofdverblijf in het gehuurde op huurder legt.

Nietigheid

In de rechtspraak wordt verschillend gedacht over de rechtsgeldigheid van een dergelijk beding. De kantonrechter te Rotterdam vond in 2014(1) dat een dergelijk beding niet onredelijk bezwarend was. Het Gerechtshof Amsterdam heeft in een arrest van 2 april 2019(2) anders beslist. Volgens dit hof is een huurder een consument in de zin van Richtlijn 93/13/ EEG. Na afweging van alle feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat het bewijsbeding oneerlijk is in de zin van deze Richtlijn. Het hof oordeelt dat het bewijsbeding nietig is en buiten toepassing moet blijven en legt de bewijslast met betrekking tot het hoofdverblijf van huurder toch op verhuurder. Overigens komt het hof de verhuurder even later toch nog tegemoet door te oordelen dat zij op grond van de door verhuurder ingebrachte bewijsmiddelen voorshands bewezen acht dat huurder inderdaad niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde had, zodat huurder in de gelegenheid werd gesteld om het tegenbewijs te leveren.

Bewijsrisico

Dit lijkt allemaal een woordenspel en per saldo niet van wezenlijk belang. Op huurder rust immers toch het bewijs, zij het dat dit ‘tegenbewijs’ wordt genoemd. Juridisch gezien is er echter toch reden om als verhuurder verontrust te zijn. Dat komt door de specifieke kenmerken van het bewijsrecht. Aan het leveren van tegenbewijs wordt namelijk minder zware juridische eisen gesteld. Nog belangrijker is echter dat het bewijsrisico blijft liggen bij degene op wie de bewijslast rust. Dit betekent dat indien de rechter, na waardering van het wederzijds geleverde bewijs en tegenbewijs, twijfelt hij de partij op wie de bewijslast rust in het ongelijk moet stellen. Toegegeven, het zal in veel gevallen niet zo’n vaart lopen, maar het kan soms dus zeer nadelig uitpakken.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met René Boekhoff of een van onze andere huurrechtspecialisten.

(1) Kantonrechter Rotterdam d.d. 28 februari 2014: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2014:1434

(2) Gerechtshof Amsterdam d.d. 2 april 2019: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2019:1109