Woningwet 2015: waarom, wat, wie en hoe?

Geplaatst op: 01-07-2015.

De Herzieningswet Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting betreft feitelijk een herziening van de Woningwet uit 1991. De herziene Woningwet, die met ingang van 1 juli 2015 van kracht is, geeft nieuwe regels voor de sociale huursector. Met de herziening wil de overheid er voor zorgen dat de sociale huursector zich richt op haar kerntaak. De kerntaak houdt in betaalbare en goede huisvesting voor mensen met een laag inkomen.

Waarom?
Vanaf de jaren ’90 gingen woningcorporaties zich meer bezighouden met andere zaken dan de kerntaak. Zo werd er gemeenschapsgeld ingezet voor bijvoorbeeld het verkopen van vastgoed en de vrije huursector. De overheid gaf hiervoor staatssteun. Europa besloot dat alleen ‘diensten van algemeen economisch belang’ (DAEB) voor staatssteun in aanmerking mogen komen. Doordat woningcorporaties ook diensten aanboden die niet van algemeen economisch belang waren (niet-DAEB), werd niet voldaan aan de Europese eisen. Bovendien vonden er misstanden plaats in de corporatiesector. Dit gaf (mede) aanleiding tot het wijzigen van de wet. Het resultaat is de Woningwet 2015.

Wat?
De kerngedachte van de Woningwet 2015 is dat woningcorporaties zich moeten bezig houden met de kerntaak inhoudende sociale huisvesting. De herziening geeft belangrijke verschillen. Een belangrijk verschil is onder meer dat er een Autoriteit Woningcorporaties (AW) wordt opgericht. Die autoriteit zal toezicht houden op de sector. Een ander verschil is dat woningcorporaties, gemeenten en huurders samen prestatieafspraken zullen maken en er komen regels over leefbaarheid, duurzaamheid en maatschappelijk vastgoed. Nog een wijziging is dat wanneer de woningcorporatie zich bezig wil houden met andere taken dan de kerntaak (niet-DAEB-taken) dit alleen mag onder strikte voorwaarden. Zo dient er een markttoets van de gemeente te volgen waaruit blijkt dat marktpartijen geen interesse hebben in de niet-DAEB-taken. De AW beoordeelt de markttoets en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) ziet toe op de financiële gevolgen van de niet-DAEB-werkzaamheden. Ook komen er specifieke regels voor scheiding en splitsing van de DAEB en niet-DAEB-taken. Corporaties met een jaaromzet onder de 30 miljoen euro met een klein aandeel niet DAEB-taken hoeven hun activiteiten niet te scheiden/splitsen. De overige (grote) corporaties wel. Zij moeten uiterlijk 1 januari 2017 een voorstel bij de minister indienen.

Wie?
De DAEB-taken richten zich op de huurders met een (gezamenlijk) inkomen beneden de € 34.911 (prijspeil 2015). Ten minste 80% van de vrijkomende sociale huurwoningen moet aan deze huishoudens worden toegewezen. Slechts 10% van de woningen mag worden toegewezen aan huishoudens met een inkomen tussen € 34.911 en € 38.950 (prijspeil 2015). De overige 10% sociale huurwoningen mogen woningcorporaties vrij toewijzen, maar daarbij moeten zij wel voorrang geven aan mensen met een fysieke of psychische beperking. In 2016 moeten woningcorporaties er voor zorgen ten minste 95% van de doelgroep recht hebben op huurtoeslag en er mag niet meer huur worden gevraagd dan de aftoppingsgrens.

Voor bestuurders en commissarissen van corporaties worden bij benoeming en herbenoeming eisen gesteld door middel van een geschiktheidstoets (‘fit and proper test’). Denk aan de toetsing van persoonlijke competenties, betrouwbaarheid en antecedentenonderzoek. Bovendien moet de minister een positief advies geven voor de benoeming.

Hoe?
De woningcorporaties zullen hun werkwijze moeten aanpassen aan de nieuwe wet. Hoe dit het beste kan worden aangepakt is per corporatie verschillend. Zo maakt het verschil of het gaat om een kleine corporatie (denk aan onder andere minder dan 5.000 eenheden en een omzet minder dan 30 miljoen euro per jaar) of een grote corporatie.