Onlangs stond ik een woningcorporatie bij in een procedure tegen een huurder die door de Huurcommissie in het gelijk was gesteld. De woningcorporatie was het niet eens met de uitspraak van de Huurcommissie en vroeg mij om in beroep te gaan.
Wat was de situatie?
De verhuurder verhuurt aan de huurder een woning in een appartementencomplex. Rond dat complex liggen verschillende soorten groenstroken. In de huurovereenkomst is afgesproken dat de verhuurder het tuinonderhoud als servicekosten aan de huurder mag doorberekenen. Een strook groen is afgeschermd met een beukenhaag van 80 cm hoog. Volgens de huurder is deze strook groen onbereikbaar en is het voor de huurder niet mogelijk onderhoud uit te voeren. Om deze reden mag de verhuurder de onderhoudskosten niet aan de huurders doorbelasten, aldus de huurder. De huurder vraagt de Huurcommissie om de eindafrekening van de kostenpost tuin/groenvoorziening te beoordelen.
Oordeel van de Huurcommissie
De Huurcommissie is van oordeel dat de huurder geen toegang heeft tot dit stuk tuin en dat er daarom sprake is van een zgn. ‘kijktuin’. De onderhoudskosten hiervan kunnen niet als servicekosten aan de huurder worden doorberekend.
Oordeel rechtbank Midden-Nederland
Dat oordeel houdt bij de kantonrechter Almere geen stand. Volgens de kantonrechter bestaat in de rechtspraak verschil van inzicht met betrekking tot het onderhoud van ‘gemeenschappelijke tuinen en groenstroken’ die vaak tegen de voet van een complex woningen zijn aangelegd, zoals ook hier het geval is. Uit de jurisprudentie valt (in ieder geval) op te maken dat onderhoudskosten van een gemeenschappelijke tuin door de verhuurder alleen als component van de servicekosten aan de huurder in rekening kan worden gebracht indien:
a) de tuin volgens het huurcontract deel uitmaakt van het gehuurde als onroerende aanhorigheid;
b) overeengekomen is dat de dienstverlening van de verhuurder het tuinonderhoud omvat;
c) de tuin (exclusief) bestemd is voor gebruik door bepaalde huurders;
d) voorzieningen de beslotenheid waarborgen, de niet toegankelijkheid van niet-huurders.
Aan deze criteria wordt in het onderhavige geval voldaan, aldus de kantonrechter. De onderhoudskosten van de tuin kunnen aan de huurders in rekening worden gebracht. De omstandigheid dat de huurder geen (direct) gebruik van de tuin kan maken door er bijvoorbeeld in te wandelen of te zitten, staat daaraan niet in de weg. De huurder heeft namelijk wel het genot van de tuin.
Voor informatie over servicekosten kunt u contact opnemen met Maudy Vermin of een van onze andere huurrechtspecialisten.
Rechtbank Midden-Nederland d.d. 11 september 2019: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2019:4304