Beëindigingsvergoedingen voor bestuurders van woningcorporaties

Geplaatst op: 27-06-2016.

Per 1 juli 2015 is de Wet werk en zekerheid (WWZ) in werking getreden. In de WWZ is het recht op een transitievergoeding, evenals de hoogte en de wijze waarop deze berekend dient te worden wettelijk verankerd.De transitievergoeding bedraagt maximaal € 75.000 of een bedrag gelijk aan een jaarsalaris als dat hoger is. Er bestaat aanspraak op de transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd of door de rechter wordt ontbonden. Bij beëindiging met wederzijds goedvinden bestaat er geen wettelijk recht op een transitievergoeding. Wel kunnen partijen bij beëindiging met wederzijds goedvinden een hogere beëindigingsvergoeding overeen komen, naast of in de plaats van de wettelijke transitievergoeding.

Op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) is het een woningcorporatie niet toegestaan om bij een beëindiging met wederzijds goedvinden van een arbeidsovereenkomst met een bestuurder een hogere vergoeding overeen te komen dan € 75.000. Het salaris over een periode van non-actiefstelling wordt daarbij ook aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband. Daarvoor wordt fictief de datum waarop de functionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt aangemerkt als datum waarop het dienstverband eindigt.

De vraag is of de transitievergoeding en een contractuele beëindigingsvergoeding zouden kunnen cumuleren tot een totaalbedrag dat hoger uitkomt dan het maximum volgens de WNT. Een argument daarvoor is dat volgens de WNT uitkeringen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift niet onder uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband vallen. De transitievergoeding vloeit voort uit een wettelijk voorschrift, namelijk uit art. 7:673 BW. Een andere vraag is of de verrekening van het salaris over de periode van non-actiefstelling ook geldt als de bestuurder door de werkgever eenzijdig is geschorst en hij daartegen bezwaar heeft gemaakt. Zouden de transitievergoeding en een contractuele beëindigingsvergoeding kunnen cumuleren, dan kan de werkgever eerst de arbeidsovereenkomst opzeggen zodat de bestuurder recht krijgt op de transitievergoeding, waarna partijen vervolgens een maximale beëindigingsvergoeding conform de WNT overeenkomen. Als de periode van de eenzijdige schorsing waartegen de bestuurder bezwaar maakt niet meetelt, kan een beëindigingsvergoeding quasi worden verhoogd tot boven het maximum van de WNT door eenzijdige schorsing over de (eventueel ook nog in acht genomen langere) opzegtermijn.

Daarover is op 13 juni 2016 een uitspraak gedaan door de kantonrechter in Amsterdam1. De rechter heeft in de uitspraak geoordeeld dat het niet de bedoeling van de WNT-wetgever kan zijn geweest de transitievergoeding te laten cumuleren met de maximale toegestane WNT-vergoeding van € 75.000. Hoewel de transitievergoeding kwalificeert als een “uitkering die voortvloeit uit een wettelijk voorschrift” kan het niet de bedoeling zijn dat deze cumuleert met een contractuele ontslagvergoeding. Met betrekking tot de periode van de schorsing heeft de rechter geoordeeld dat de tekst van de wet daarbij geen uitzondering maakt voor een situatie waarbij de functionaris eenzijdig is geschorst en daartegen bezwaar heeft gemaakt. Ook het feit dat daarbij geen sprake is van een bedoeling tot misbruik van de WNT, leidt niet tot een uitzondering daarop. Het loon over de periode van de schorsing van werknemer tijdens de opzegtermijn valt daarom onder de beëindigingsvergoeding van de WNT. Dat betekent echter niet dat het loon van werknemer in deze periode in mindering gebracht mag worden op zijn transitievergoeding. Het recht op een transitievergoeding van werknemer – die dan onder het wettelijke bedrag van artikel 7:673 BW zou raken – staat dat niet toe. Men kan zich tenslotte afvragen of de verrekening van het loon tijdens de schorsing met de beëindigingsvergoeding ook geldt als sprake is van een schorsing voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in een geval waarbij sprake is van een reëel arbeidsconflict. Dat lijkt niet redelijk te zijn maar het kan niet worden uitgesloten omdat dit ook valt onder de wettelijke term van “bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult”. Kortom, voor bestuurders die onder de WNT vallen vormt dit een reden om snel in het geweer te komen tegen een eenzijdige schorsing en om in het kader van een beëindiging niet te bedingen dat hij wordt vrijgesteld van arbeid over de opzegtermijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jan Erik van der Wolf.


1 http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2016:3672